Wildemanskruid (Pulsatilla vulgaris) is een vaste plant uit de ranonkelfamilie (Ranunculaceae). De soort groeit op kalkhoudende graslanden, voornamelijk op Zuid-Europese hellingen. Tot 1968 groeide de plant in Nederland langs de Oude en Gelderse IJssel. Het wildemanskruid staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als in het wild niet meer aanwezig. De plant wordt in Nederland wel toegepast als sierplant. In België komt de plant voor in de vallei van de Viroin.
Wat de naam doe vermoeden, werd in vroegere tijden ook geloofd, namelijk dat de plant dodelijk was. En de Nederlandse naam voorspelt niet veel beter… Toch loopt het niet zo’n vaart, al is de plant wel giftig. Een extract op basis van alcohol zou dan weer werken tegen pijn en kramp, zet de nieren aan tot productie van urine (diureticum) en je gaat ervan zweten.
Maar laten we vooral focussen op de uitstraling.
Oorspronkelijk komt wildemanskruid uit Oost-Europa. Op kalkrijke weidegrond is de plant daar nog wel te vinden. In het stroomgebied van de Limburgse Maas en de Ardennen nog heel zelden. Vanaf Zweden tot diep in de Oekraïne is wildemanskruid tot de zestigste breedtegraad te vinden.
Twee soorten zijn er in het wild: Pulsatilla patens en Pulsatilla vulgaris. Alle gekweekte vormen stammen af van Pulsatilla vulgaris.
De plant behoort tot de familie van de ranonkelachtigen (Ranunculaceae) en bloeit met grote, klokvormige bloemen, waarvan de bloemblaadjes elkaar overlappen.
Wildemanskruid bloeit van april tot in mei met grote klokvormige paarse bloemen, later gevolgd door attractieve bloempluizen zoals bij Clematis. Pulsatilla vulgaris houdt van een standplaats in de volle zon en een kalkrijke en humusrijke grondsoort. Wildemanskruid is goed winterhard, redelijk droogtetolerant, verdraagt zeewind, heeft weinig last van ziektes en ongedierte al kan in slechte omstandigheden occasioneel wildemanskruid door bladvlekkenziekte of slakken belaagd worden.
Tijdens de bloei is de zijdeachtige beharing op stengel en de omwindselbladen goed te zien. Het gewone blad komt pas na de bloei tevoorschijn. Bladeren zijn dan twee- tot driemaal toe fijn ingesneden: ze vormen een soort omhulsel (involucrum).
De bloeiwijze is vijf tot acht centimeter lang en helderpaars. Er zijn altijd zes elkaar overlappende (perigone) bloembladen aanwezig. Tijdens de bloei wordt wildemanskruid bezocht door hommels en bijen, die voor bestuiving zorgen. Zijn de bloemen bevrucht, dan vormt zich in de bloembodem een nootachtig vruchtje omgeven door zijdeachtige lange haren. De wind zorgt voor verbreiding van de zaden.
Wildemanskruid groeit op kalkrijke grond: in schrale weide, in heide en droge bossen. Kalk in de grond is een absolute voorwaarde voor het slagen van wildemanskruid in de tuin. Op kiezel- of gruisgrond met een weinig humus groeit de plant prima. Voor een rots- of alpinetuin is het een uitstekende plant, waaraan lange tijd plezier kan worden beleefd. Geef de plant een zonrijke plaats op een blijvend vochtige grond. Aan verplanten heeft wildemanskruid een hekel; verstoringen aan de wortels zorgen dan voor het klein blijven van de plant. Wildemanskruid kan door delen in het najaar worden vermeerderd.
Pulsatilla vulgaris wordt ook vaak te koop aangeboden onder de naam Anemone pulsatilla en ook als snijbloem, doet het Wildemankruid goed.