Hedera of klimop is een geslacht van kruipende of klimmende, groenblijvende planten uit de klimopfamilie (Araliaceae).
Het geslacht kent in de Lage Landen slechts één soort die in het wild voorkomt de Hedera helix
De planten komen van nature voor op de Atlantische eilanden, westelijk -, centraal – en zuidelijk Europa, Noordwest-Afrika, en via Zuid- en Midden-Azië oostelijk tot en met Japan. Op geschikte oppervlakten zoals van bomen en rotsen zijn ze in staat 25-30 m hoog te klimmen. De jongen scheuten zijn slank, flexibel en hebben kleine hechtwortels om zich vast te zetten op het oppervlak (boom of rots); de volwassen takken zijn dik, zelfdragend en zonder hechtwortels. Er zijn twee bladvormen: gelobde bladeren op jonge kruipende en klimmende loten en ongelobde bladeren op de volwassen, bloemdragende takken, die zich gewoonlijk ontwikkelen in de boomtoppen of aan de top van rotsen, waar ze volop blootgesteld worden aan het licht.
De kleine bloemen verschijnen in de late herfst in 3-5 cm grote schermen en zijn erg rijk aan nectar en daarmee een belangrijke late voedselbron voor bijen en andere insecten. De vruchten zijn kleine, zwarte bessen die aan het eind van de winter rijpen. Ze zijn giftig voor mensen, maar een belangrijke voedselbron voor vogels, die zo de zaden verspreiden.
De bladeren worden gegeten door de larven van een aantal Lepidoptera-soorten zoals de agaatvlinder (Phlogophora meticulosa), open-breedbandhuismoeder (Noctua janthe), getande spanner (Odontopera bidentata), levervlek (Euplexia lucipara), paardenbloemspanner (Idaea seriata, voedt zich uitsluitend met klimop), vliervlinder (Ourapteryx sambucaria) en taxusspikkelspanner (Peribatodes rhomboidaria).
De afzonderlijke soorten zijn nauw verwant en kunnen onderling kruisen. Ze worden soms wel als ondersoort van de eerst beschreven soort Hedera helix beschouwd. Naast de hieronder genoemde soorten zijn er nog andere beschreven in het zuidelijk deel van de voormalige Sovjet-Unie, maar de meeste botanici beschouwen deze niet als afzonderlijke soorten.
De klimop is populair als tuinplant vanwege de late lokkracht voor insecten en de decoratieve bladeren en bloemen, maar wordt ook vaak gebruikt als wintergroene erfafscheiding. Vooral voor het bedekken van lelijke muren zijn het gemakkelijke planten. Er zijn veel rassen met bijzondere kleuren of bladvormen. Bijzonder zijn de niet of zelden klimmende cultuurvormen die gestekt zijn van de volwassen bloeitakken. Ze vormen een struik en worden afhankelijk van de soort een halve – tot enkele meters hoog en breed.
Er is veel discussie geweest over de vraag of klimop bomen schade kan toebrengen. De consensus in Europa is dat de bomen er niet sterk onder lijden, wel is er enige concurrentie om voedsel en water en lopen de bomen een wat grotere kans op stormschade.
In Noord-Amerika zijn soorten als Hedera helix ingevoerd die ter plaatse een probleem vormen. Omdat de schimmels, insecten en andere plagen die de soorten in het gebied van herkomst in toom houden daar grotendeels ontbreken, komen ze er soms massaal voor en kunnen dan andere gewassen overgroeien en verdringen.
Klimop wordt soms als een probleem gezien voor metselwerk. Maar een muur met een mortel met cement als sterk bindmiddel kan door klimop niet of nauwelijks aangetast worden. Een zwakke (kalk-)mortel met reeds verweerde of beschadigde voegen kan versneld uitbreken als de scheuten in de voegen in volume toenemen. Anderzijds schermen de bladeren muren af voor eroderende regen- en vorstschade.
De hortensia (Hydrangea macrophylla) is een van de meest gecultiveerde planten ter wereld. In Nederland wordt de gewone hortensia ook wel ‘boerenhortensia’ genoemd. De bladverliezende struik kan een hoogte van 1-3 m bereiken. De bloemen zijn roze, paars, wit of blauw afhankelijk van de pH (zuurgraad) van de bodem: In zure gronden worden de bloemen blauw, in basische gronden roze en in pH-neutrale bodems paars. Witte varianten veranderen niet van kleur.
De hortensia wordt in Japan al ten minste 150 jaar als sierplant gebruikt alsook in vele andere gebieden in de wereld met een gematigd klimaat. Over de jaren zijn ruim 600 cultivars met verschillende kleuren ontwikkeld voor in de tuin. Om de bloemen de gewenste kleur te doen krijgen wordt door tuinbezitters vaak calciumoxide (kalk) of aluminiumsulfaat aan de bodem toegevoegd om zo de zuurgraad van de bodem rond de plant te veranderen.
De hortensia groeit het best op losse, rijke, natte, maar goed doorlaatbare bodems in halfschaduw. De plant bloeit van juli tot oktober.
Phlox subulata, een kruipende vlambloem, vormt een dichte zode van stervormige bloemen in een rode tot rozerode kleur. Phlox subulata bloeit in april tot in juni. Phlox subulata wordt ongeveer 15 cm hoog.
Phlox subulata stoelen in een hoog tempo uit. Phlox subulata geeft de voorkeur aan een licht droge en doorlatende grond en een zonnige standplaats. Phlox subulata is toe te passen in de voor rand van een border, langs een tuinpad of in een rotstuin. Mooi in combinatie met tulpen.
Phlox subulata heeft geen bijzondere zorg nodig. U kunt Phlox subulata vermeerderen door de planten in het voorjaar op te nemen, te scheuren en terug te planten.
Anemone ‘Elegans’ (Anemoon) vormt prachtige tapijten van helderroze bloemen De C2 potmaat heeft een doorsnede van 17 centimeter. Doordat de plant een seizoen langer heeft kunnen groeien bij de kweker krijgt u een mooie plant die goed geworteld is en goed zal aanslaan in uw tuin.
Wildemanskruid (Pulsatilla vulgaris) is een vaste plant uit de ranonkelfamilie (Ranunculaceae). De soort groeit op kalkhoudende graslanden, voornamelijk op Zuid-Europese hellingen. Tot 1968 groeide de plant in Nederland langs de Oude en Gelderse IJssel. Het wildemanskruid staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als in het wild niet meer aanwezig. De plant wordt in Nederland wel toegepast als sierplant. In België komt de plant voor in de vallei van de Viroin.
Wat de naam doe vermoeden, werd in vroegere tijden ook geloofd, namelijk dat de plant dodelijk was. En de Nederlandse naam voorspelt niet veel beter… Toch loopt het niet zo’n vaart, al is de plant wel giftig. Een extract op basis van alcohol zou dan weer werken tegen pijn en kramp, zet de nieren aan tot productie van urine (diureticum) en je gaat ervan zweten.
Maar laten we vooral focussen op de uitstraling.
Oorspronkelijk komt wildemanskruid uit Oost-Europa. Op kalkrijke weidegrond is de plant daar nog wel te vinden. In het stroomgebied van de Limburgse Maas en de Ardennen nog heel zelden. Vanaf Zweden tot diep in de Oekraïne is wildemanskruid tot de zestigste breedtegraad te vinden.
Twee soorten zijn er in het wild: Pulsatilla patens en Pulsatilla vulgaris. Alle gekweekte vormen stammen af van Pulsatilla vulgaris.
De plant behoort tot de familie van de ranonkelachtigen (Ranunculaceae) en bloeit met grote, klokvormige bloemen, waarvan de bloemblaadjes elkaar overlappen.
Wildemanskruid bloeit van april tot in mei met grote klokvormige paarse bloemen, later gevolgd door attractieve bloempluizen zoals bij Clematis. Pulsatilla vulgaris houdt van een standplaats in de volle zon en een kalkrijke en humusrijke grondsoort. Wildemanskruid is goed winterhard, redelijk droogtetolerant, verdraagt zeewind, heeft weinig last van ziektes en ongedierte al kan in slechte omstandigheden occasioneel wildemanskruid door bladvlekkenziekte of slakken belaagd worden.
Tijdens de bloei is de zijdeachtige beharing op stengel en de omwindselbladen goed te zien. Het gewone blad komt pas na de bloei tevoorschijn. Bladeren zijn dan twee- tot driemaal toe fijn ingesneden: ze vormen een soort omhulsel (involucrum).
De bloeiwijze is vijf tot acht centimeter lang en helderpaars. Er zijn altijd zes elkaar overlappende (perigone) bloembladen aanwezig. Tijdens de bloei wordt wildemanskruid bezocht door hommels en bijen, die voor bestuiving zorgen. Zijn de bloemen bevrucht, dan vormt zich in de bloembodem een nootachtig vruchtje omgeven door zijdeachtige lange haren. De wind zorgt voor verbreiding van de zaden.
Wildemanskruid groeit op kalkrijke grond: in schrale weide, in heide en droge bossen. Kalk in de grond is een absolute voorwaarde voor het slagen van wildemanskruid in de tuin. Op kiezel- of gruisgrond met een weinig humus groeit de plant prima. Voor een rots- of alpinetuin is het een uitstekende plant, waaraan lange tijd plezier kan worden beleefd. Geef de plant een zonrijke plaats op een blijvend vochtige grond. Aan verplanten heeft wildemanskruid een hekel; verstoringen aan de wortels zorgen dan voor het klein blijven van de plant. Wildemanskruid kan door delen in het najaar worden vermeerderd.
Pulsatilla vulgaris wordt ook vaak te koop aangeboden onder de naam Anemone pulsatilla en ook als snijbloem, doet het Wildemankruid goed.
Anemone ‘Serenade‘ staat graag in een vochthoudende, voedselrijke bodem in de zon. Bloeitijd augustus- oktober. … Anemone ‘Serenade‘ (Anemoon) is een herfst anemoon met een rose bloem. De bloeitijd is van september tot oktober.